Veel voorkomende problemen

Druk: Tanden kunnen slecht uitgelijnd zijn omdat de tandboog klein is en/of de tanden groot zijn. Het bot en het tandvlees boven de wortels van extreem overvolle tanden kunnen dun worden en terugtrekken als gevolg van ernstige opeenhoping. Geïmpacteerde tanden (tanden die hadden moeten doorkomen, maar dat niet hebben gedaan), slechte bijtrelaties en een ongewenst uiterlijk kunnen allemaal het gevolg zijn van opeenhoping.

Overjet of uitstekende boventanden: De bovenste voortanden die buiten normaal contact met de onderste voortanden uitsteken, zijn gevoelig voor letsel, duiden vaak op een slechte beet van de achterste tanden (kiezen) en kunnen erop duiden een oneffenheid in de kaakgroei. Gewoonlijk worden uitstekende boventanden geassocieerd met een onderkaak die kort is in verhouding tot de bovenkaak. Duim- en vingerzuiggewoonten kunnen ook een uitsteeksel van de bovenste snijtanden veroorzaken.

Diepe overbeet: Een diepe overbeet of diepe beet ontstaat wanneer de onderste snijtanden (voortanden) te dichtbij of in het tandvlees achter de boventanden bijten. Wanneer de onderste voortanden in het gehemelte of het tandvleesweefsel achter de bovenste voortanden bijten, kan aanzienlijke botschade en ongemak optreden. Een diepe beet kan ook bijdragen aan overmatige slijtage van de bovenste snijtanden.

Open beet: Een open beet ontstaat wanneer de bovenste en onderste snijtanden elkaar niet raken tijdens het bijten. Deze open ruimte tussen de bovenste en onderste voortanden zorgt ervoor dat alle kauwdruk op de achtertanden wordt uitgeoefend. Deze overmatige bijtdruk en het tegen elkaar wrijven van de achterste tanden maakt het kauwen minder efficiënt en kan bijdragen aan aanzienlijke tandslijtage.

Spatiëring: Als tanden ontbreken of klein zijn, of als de tandboog erg breed is, kan er ruimte tussen de tanden ontstaan. De meest voorkomende klacht van mensen met veel ruimte is een slechte uitstraling.

Kruisbeet: Het meest voorkomende type kruisbeet is wanneer de boventanden in de ondertanden bijten (in de richting van de tong). Kruisbeten van zowel de achtertanden als de voortanden worden vaak vroegtijdig gecorrigeerd vanwege bijt- en kauwproblemen.

Gummy Smile: Een 'gummy smile', of overmatig tandvlees, is een aandoening waarbij te veel roze weefsel zichtbaar is wanneer iemand spreekt of lacht. Ongeveer 7% van de mannen en 14% van de vrouwen heeft een overmatige gingivale weergave bij een volle glimlach. Een gummiglimlach wordt meestal geassocieerd met een vergrote bovenkaak, een korte bovenlip, korte bovenste voortanden of een voorwaartse positie van de voortanden. Deze aandoening kan ook het gevolg zijn van een onevenredige liplengte of tandhoogte. Een gummy smile kan worden gecorrigeerd door een orthodontische behandeling, parodontale chirurgie, kaakchirurgie of een combinatie van deze procedures. Over het algemeen varieert de actieve behandeltijd met orthodontische apparaten van 1 tot 2 jaar. De werkelijke tijd hangt af van de groei van de mond en het gezicht van de patiënt, de medewerking van de patiënt en de ernst van het probleem.

Tongstoten: Het slikken gebeurt 24 uur per dag en ongeveer 2000 keer per dag. Elke keer dat u slikt, wordt er een tot zes pond druk uitgeoefend op de binnenstructuren van de mond. Wanneer iemand slikt, wordt normaal gesproken het middelste gedeelte van de tong op het gehemelte geplaatst. Wanneer de tong tussen en achter de tanden wordt geplaatst, duwt deze druk de tanden uit elkaar en naar buiten, waardoor vervormingen van het gezicht en de tanden ontstaan. Deze abnormale slikbeweging staat bekend als 'tongstoot'. Deze aandoening komt het meest voor bij adolescenten en volwassenen en kan gecorrigeerd worden met een orthodontische behandeling.

KLASSE II:
Klasse II-problemen vertegenwoordigen abnormale bijtrelaties waarbij de bovenkaak en zijn tanden zich vóór de onderkaak bevinden. Dit veroorzaakt "boktanden" of "konijnentanden". In de meeste gevallen wordt deze relatie veroorzaakt door een malocclusie van het skelet en door erfelijke kenmerken.

KLASSE III:
Klasse III-problemen, gewoonlijk een onderbeet genoemd, zijn ook voornamelijk van genetische oorsprong. In dit geval worden de onderkaak en de tanden aan de voorkant van de bovenkaakstructuren geplaatst. Het gezichtsuiterlijk kan de indruk wekken dat de onderkaak buitensporig groot is, maar in veel gevallen is de gebrekkige ontwikkeling van de bovenkaak de oorzaak. Hierdoor kunnen de onderste voortanden voor de bovenste voortanden uitsteken, waardoor een kruisbeet ontstaat. Tijdens de behandeling is bij deze patiënten een zorgvuldige monitoring van de kaakgroei en tandontwikkeling geïndiceerd.

Wat kan er gebeuren als malocclusies niet worden behandeld?

Volgens onderzoeken van de American Association of Orthodontists kunnen onbehandelde malocclusies tot een verscheidenheid aan problemen leiden. Overvolle tanden zijn moeilijker goed te poetsen en te flossen, wat bijdraagt aan tandbederf en tandvleesaandoeningen. Uitstekende tanden zijn gevoeliger voor onbedoelde chippen door trauma. Kruisbeten kunnen leiden tot ongunstige groeipatronen en ongelijkmatige tandslijtage. Openbeten kunnen resulteren in tongsteekgewoonten en spraakproblemen. Er moet ook rekening worden gehouden met de ongewenste effecten van malocclusies op de psychologische situatie van de patiënten.